Van dagelijkse taal (DAT) naar schooltaal (CAT)
Door Wendy: Als een nieuwkomer Nederlands gaat leren, ligt de aandacht vooral op het zich talig te kunnen redden. Daarom beginnen we met het aanleren van veelvoorkomende, dagelijkse taal. Als er een bepaalde basis is geleerd, wordt het tijd voor het aanbieden van complexere schooltaal. Dit is een belangrijke stap in de ontwikkeling van de taalvaardigheid.
De ontwikkeling van DAT naar CAT bij meertalige leerlingen
Bij het leren van een nieuwe taal begin je met het leren van de dagelijkse taal. Dit noemen we DAT, oftewel Dagelijkse Algemene Taalvaardigheid. Deze taal gaat over het hier en nu, over concrete woorden en zinnen met een duidelijke context. Vaak wordt hiervoor de BAK-lijst gebruikt, een basiswoordenlijst met 3000 woorden. De moedertaal van de leerling helpt hierbij. Van veel woorden kent het kind namelijk al het concept (de betekenis), maar moet het nog het Nederlandse label ervoor leren. Als er een goed taalaanbod is, duurt het ongeveer 1 tot 2 jaar voordat een meertalige leerling zich kan uiten in alledaagse, concrete situaties.
Van DAT naar CAT
Als kinderen ouder worden en meer taal leren, is het belangrijk dat de stap naar de Cognitieve Academische Taalvaardigheid (CAT) wordt gemaakt. Deze overgang is een geleidelijk proces, waarin er een overgang plaatsvindt van concreet naar abstract taalgebruik. Er worden nu ook complexe verbanden gelegd. En de taal wordt steeds nauwkeuriger en specifieker. Een voorbeeld is: Het wordt warmer (DAT) > De temperatuur stijgt (CAT). Omdat de ontwikkeling van CAT meestal op school plaatsvindt, wordt CAT ook wel schooltaal genoemd.
Bij meertalige leerlingen is extra aandacht nodig voor de ontwikkeling van DAT naar CAT, omdat bij hen de DAT in de nieuwe taal nog niet zo goed ontwikkeld is als bij Nederlandse leeftijdsgenoten. Dat betekent dat zij in mindere mate kunnen terugvallen op de dagelijkse taalvaardigheid in hun tweede taal. Zij moeten van de schooltaal zowel het concept als het label leren in een andere taal en daar is extra ondersteuning en tijd voor nodig. Het duurt gemiddeld ongeveer 5 tot 7 jaar voordat meertalige leerlingen een niveau van CAT bereiken die vergelijkbaar is met hun Nederlandse klasgenoten.
In het schema (uit: Ruimte voor nieuwe talenten) kun je goed te zien dat er in de eerste fase (grofweg het eerste jaar) veel tijd is voor dagelijkse taal. In de fases daarna wordt er stapsgewijs meer tijd besteed aan de ontwikkeling van de schooltaal.
Scaffolding: in de steigers
Wat kun je in de klas doen om het proces van DAT naar CAT bij meertalige leerlingen te ondersteunen? Dat kan met behulp van scaffolding. Scaffolding betekent letterlijk ‘steiger’. Je zet als het ware de taalontwikkeling ‘in de steigers’ en zodra de leerling zelf steeds vaardiger wordt, breek je de steiger stapsgewijs weer af. Scaffolding is dus tijdelijk. Er zijn twee vormen van scaffolding: geplande scaffolding en interactieve scaffolding.
Geplande scaffolding
houdt in dat je lesmaterialen en activiteiten inzet die de leerling kan helpen bij het ontwikkelen van zijn taalvaardigheid. Voorbeelden hiervan zijn het inzetten van visuele hulpmiddelen en concrete materialen en het werken met voorbeeldwoorden en- zinnen. Op het voorbeeld op de foto is te zien dat de leerlingen de aangeboden woorden op strookjes krijgen en die bij de afbeelding mogen leggen. Zo hoeven ze de woorden zelf nog niet actief te gebruiken als ze dat nog niet kunnen. In een later stadium, als de leerling zover is, maak je deze opdracht moeilijker (en breek je de steiger als het ware af) door ze de woorden er zelf zonder voorbeeld bij te laten schrijven.
Bij interactieve scaffolding
ligt de nadruk op de interactie tussen de leerkracht en de leerling. Bij scaffoling gaat het om talige ondersteuning die de leerkracht kan geven tijdens gesprekjes die worden gevoerd. De leerkracht probeert het niveau van de taaluiting van de leerling omhoog te krijgen. Dit hij door goede taaluitingen te herhalen, verkeerde taaluitingen goed terug te geven en door het kind te vragen preciezer te formuleren. Op deze manier hoort de leerling direct wat de juiste manier van formuleren is. Ook krijgt de leerling veel kansen dit zelf toe te passen. Hier past heel goed het voorbeeld bij dat eerder al aan de orde kwam over de temperatuur. Als een leerling zegt dat het warmer wordt, kan de leerkracht teruggeven dat de temperatuur stijgt. Via een uiting in dagelijkse taal, leert de leerling op deze interactieve manier de bijbehorende schooltaal.
Hier vind je meer informatie over dit onderwerp:
https://www.poraad.nl/files/themas/school_kind_omgeving/ruimte_voor_nieuwe_talenten.pdf
https://meertaligheidentaalstoornissenvu.weebly.com/datcat-meertalige-kinderen.html#