Taal: een kwestie van doen

Door Wendy: Als je een taal leert, is het belangrijk die taal zoveel mogelijk actief te gebruiken. Oftewel: praten, praten, praten! Leerkrachten kunnen leerlingen hierbij helpen door het geven van gerichte feedback op deze, al dan niet juiste, taaluitingen. Taal: een kwestie van doen!

Gele cola

Wat is er aan de hand?”, vraag ik aan een Syrische leerling die een binnenpretje lijkt te hebben. Hij kijkt me verbaasd aan, terwijl hij zijn hand aarzelend omhoog beweegt. “Mijn hand?” Glimlachend leg ik uit wat ik bedoel met mijn vraag. Door de kinderen die ik inmiddels al bijna zes jaar met veel liefde wegwijs in het Nederlands maak en heb gemaakt, word ik op deze manier vaak aan het denken gezet over de Nederlandse taal. Het is mooi om te zien hoe deze nieuwkomers bezig zijn met taal en hoe creatief ze zijn om zich duidelijk te kunnen maken. Tijdens een les over eten en drinken vroeg ik een leerling wat hij het liefste drinkt. “Uh, juf, hoe heet dat, gele cola?” “O, je drinkt graag sinas!” Of, na een ruzietje op het schoolplein: “Juf, hij slaat met zijn voeten!”. “Ik snap het, hij heeft je geschopt.”.

Taalproductie

Taalproductie

Door te oefenen met een taal, word je er beter in. Oók als de taaluitingen nog niet helemaal goed zijn. Alle taaluitingen zijn bij uitstek mogelijkheden om nieuwe woorden te leren, of de juiste volgorde van een zin te gebruiken. Het is dus belangrijk dat er in de klas veel mogelijkheden zijn voor het produceren van taal. Dat is nog niet zo eenvoudig. Zeker als je één of een aantal nieuwkomers in je klas hebt, die nog niet veel Nederlands kunnen. Daarom hier een aantal tips om de taalproductie te vergroten:

  • Een open deur: laat leerlingen praten. Ik ben geneigd zelf veel aan het woord te zijn. Dat is voor mij echt een valkuil. Door meer stiltes te laten vallen, en leerlingen denktijd te geven, krijgen ze de kans hun antwoord te formuleren. Vul geen antwoorden in de voor de leerling, ze weten vaak meer dan je denkt.
  • Vaak is het zinvoller gesprekken te voeren in een klein groepje. In een grote groep praten is uiteraard ook belangrijk, maar kan zeker in het begin nog te lastig zijn. Het is dan extra spannend om iets te zeggen. In een klein groepje is er meer tijd en ruimte om te praten en kinderen durven vaak eerder het woord te nemen.
  • Probeer iedereen aan de beurt te laten komen, dus ook de stille leerlingen. De praters komen toch wel aan bod, maar geef ook juist de stillere kinderen een beurt. Als er geen antwoord komt, kun je de praters altijd nog laten helpen.
  • Geef luisterresponsen zoals bijvoorbeeld knikken, of gebruik woorden als: “hmm”, “o ja”, etc. Hierdoor worden kinderen uitgenodigd verder te praten of hun antwoord uit te leggen.
  • Vraag door als een kind een kort antwoord geeft. “Leg eens uit, hoe bedoel je dat?”
  • Niet alleen gesprekjes met de leerkracht zijn zinvol, ook gesprekjes tussen leerlingen onderling leveren veel leermomenten op. Door leerlingen in groepjes met elkaar te laten praten (bijvoorbeeld over de leerstof), zijn meer leerlingen tegelijk aan het woord, zodat er veel taal geproduceerd wordt.
  • Voor leerlingen die net beginnen met het leren van de taal, kun je eventueel afbeeldingen of een vertaalapp gebruiken. Woorden die ze al wel kennen, kunnen ze gebruiken en wat ze nog niet weten wijzen ze aan of zoeken ze op. Ze leren zo gelijk een aantal woorden die ze nog niet kennen.
  • Taalproductie is niet alleen praten, ook schrijven hoort hierbij. Als leerlingen eraan toe zijn, is schrijven een effectieve manier om nieuwe begrippen te gebruiken en de leerstof te verwerken. Geschreven werk is tastbaar en daarom kan hierop preciezer feedback gegeven worden door de leerkracht of een klasgenoot.

Feedback

Feedback

De leerkracht kan een kind helpen door feedback te geven op taaluitingen. Deze gerichte feedback zorgt ervoor dat een kind zich bewust wordt van wat al goed lukt, of waar uitingen nog niet helemaal goed zijn. Er zijn verschillende vormen van feedback:

Bevestigende feedback

Dit geef je bij een goed antwoord: “Ja, dat is het goede antwoord.”, “Prima!”. Een leerling krijgt op deze manier de bevestiging dat hij goed bezig is.

Verhelderende feedback

Dit geef je als een leerling onvolledig antwoord geeft: “Wat doet hij?” “Lopen.” “Waar loopt hij naartoe?” Een leerling moet hierdoor nadenken over het antwoord en krijgt de gelegenheid zijn antwoord aan te vullen.

Verbeterende feedback

Dit geef je bij een foute of onvolledige taaluiting: “Hij spelen met voetbal.” “Ja, hij speelt met de voetbal.” Op deze manier hoort de leerling de juiste woorden en is de kans groot dat hij deze een volgende keer ook zal gebruiken.

Let erop dat het geven van feedback op een positieve manier gebeurt. Dit is belangrijk voor het zelfvertrouwen van de leerling. Je wilt tenslotte dat de leerling zich zal willen blijven uiten en zich daardoor blijft ontwikkelen. Ik neem vaak stukjes gesproken tekst van leerlingen op (op mijn telefoon) en laat hen dat een half jaar later nog eens terugluisteren. Ze horen dan hoe ze vooruitgegaan zijn. Laatst gaf ik een leerling een groot compliment voor haar taalgebruik. “Juf,” zei ze met een grote glimlach, “Dat heb jij me geleerd!”. Mijn dag kon niet meer stuk!

 

Bron:

Hajer, M., & Meestringa, T. (2015). Handboek Taalgericht Vakonderwijs. Bussum: Uitgeverij Couthinho.

 

BoekenBoeken

Laat een reactie achter