Klassikale instructie en een klas met 30 leerlingen? Dat kan anders.
Door Jacqueline: Klassikaal ringzwaaien. Het was – toen ik werd opgeleid – een serieus onderdeel op de ALO. Bij voorkeur instructie ‘op commando’ zodat er in opperste orde 6 leerlingen simultaan door de ruimte zweefden. Daarachter wachtte de rest van de klas, geduldig in strakke rijtjes op hun beurt. Dóódsaai. Dat klassikaal lesgeven hebben we in de gymzaal gelukkig lang geleden al opgegeven. Maar in de klas zwaaien we nog steeds veel te veel simultaan…
Expliciete Directe Instructie
Van Expliciete Directe Instructie, hadden we op de ALO nog nooit gehoord. Vandaag de dag is EDI zo ongeveer de ‘bijbel’ van de didactiek. Ik heb het net voor de zekerheid nog even opgezocht. In het voorwoord staat: “Bij het directe instructiemodel realiseert de leerkracht doelgericht leren.” Prachtig. Leren met een doel. Wie kan daar wat op tegen hebben? Ik niet in elk geval. Er is alleen één probleempje. Die leerlingen die je zo lief hebt, die je allemaal vol zelfvertrouwen wil gieten, die je stuk voor stuk zo stevig wil maken dat ze fier overeind blijven als ze de deur van je lokaal dichttrekken, die hebben zelden of nooit op hetzelfde moment hetzelfde leerdoel. Dus daar sta je dan op maandagochtend met al je goede bedoelingen, opgehokt in een veel te klein lokaal met 30 leerlingen en net zo veel individuele leerdoelen.
Dat klassikaal ringzwaaien dat ze me op de ALO leerden, heb ik losgelaten. Al ver voordat EDI de richtlijn werd. Maar wat er voor in de plaats kwam, was (zonder dat ik het wist) wel een variant op dat begrip. Geen Expliciete Directe Instructie maar Expliciete Doelgroep Instructie – zonder overigens het ‘Directe’ uit het oog te verliezen. Ik deel de gymzaal op in 3, soms 4 verschillende vakken. Ik richt de oefeningen zo in dat de leerlingen in één van die vakken zonder instructie aan de slag kunnen. Tikkertje bijvoorbeeld of een ander spel dat ze kennen. De activiteit in vak 2 is zo gekozen dat ik die snel en met minimale instructies aan de praat heb. Zodoende heb ik de vrijheid om in vak 3 een activiteit te kiezen die wat meer ‘directe’ instructie en aandacht van de juf vraagt.
Gaat dat altijd goed?
De gymzaal bruist, alle leerlingen zijn lekker bezig en ik kan mijn aandacht richten op het onderdeel of de vaardigheid waar de leerlingen mij écht nodig hebben. Het vraagt meer lesvoorbereiding dan klassikaal ringzwaaien, zo’n circuitvorm, maar ja, wat moet je anders op zondagmiddag… Gaat dat altijd goed? Nee, natuurlijk niet. Soms is er een koekenbakker die een steen gooit door mijn zorgvuldig geplande lesvoorbereiding. Maar per saldo staat de naald ruim in het groen.
Kun je dat ook in de klas doen?
Ik denk van wel. Sterker nog, zo vreemd is dat helemaal niet. Ga maar na; op vrijwel elke basisschool hobbelen de kleuters van ‘hoek’ naar ’hoek’ waar ze van alles ontdekken en leren. Het is in feite dezelfde circuitvorm als die in de gymzaal. Pas in groep 3 spijkeren we onze oogappeltjes vast op een stoeltje en verwachten we dat ze braaf alle kennis absorberen die we klassikaal over ze uitstorten.
Dat gaat goed tot individuele verschillen in de weg gaan staan. Dan heb je er ineens nog maar een paar die bij het ringzwaaien op jouw commando zorgeloos heen en weer zwaaien. Er is namelijk ook een groep die de ringen niet durft te pakken. Daarnaast is er een groep die halverwege de zwaai ineens loslaat. En er is een groep die de achterzwaai niet onder de knie krijgt. En – het zal eens niet – je hebt de bollebozen die al naar de andere kant onderweg zijn voordat jij het commando ‘zwaai’ gaf. Trek dat door naar een rekenles, topo, begrijpend lezen of wat dan ook en het kan niet anders of je herkent de dilemma’s en de worstelingen die dat met zich meebrengt.
Even terug naar die maandagochtend en al je goede bedoelingen. Een doodgewone rekenles. Met kinderen die standaard verlengde instructie nodig hebben, en een paar bollebozen en daar tussenin een breed pallet kinderen die het soms wel, soms niet oppakken.
Al ben je leerkracht van het jaar, het gaat je (als je die dag tenminste nog wat anders wil doen dan rekenen) niet lukken om die verschillende groepen kinderen directe instructie te geven die aansluit op hun niveau. Dit is het moment waarop de circuitvorm die in de gymzaal en bij de kleuters zo gewoon is, je kan redden.
Rekenles in circuitvorm
Om te beginnen creëer je 6 groepen. Op niveau. Groep 1 en 2 gaan zelfstandig met verschillend rekenmateriaal aan de slag. Groepje 3 en 4 leven zich uit met oefensoftware op een chromebook. Groepen 5 en 6 krijgen directe instructie. De groepen die met het rekenmateriaal of de oefensoftware aan de slag gaan, hebben geen specifieke instructie nodig: het ‘tikkertje’ van de rekenles. De leerkracht heeft zijn of haar handen een kwartier lang volledig vrij voor expliciete directe instructie aan 2 kleine groepjes leerlingen op hetzelfde niveau. Met andere woorden: directe instructie is 1 van de onderdelen van het circuit. Niet klassikaal, maar afgestemd op (het niveau van) de 2 groepjes met wie je op dat moment aan tafel zit.
Wen er maar aan
Na 15 minuten “gaat de zoemer” en wisselen de groepen van tafel voor een ander onderdeel van het circuit. Van Chromebook, naar instructie, van instructie naar rekenmateriaal en van rekenmateriaal naar chromebooks. Of andersom. De volgorde kan verschillen. Het aantal groepen ook. Net als het aantal onderdelen. Waar het om gaat is dat je in 45 minuten elk kind directe instructie kan geven op zijn/haar niveau. Nét niet 1-op-1 maar wel bijna: in een klein groepje dat op dat specifieke vak of onderwerp op hetzelfde niveau zit. Verlengde instructie, verdieping en alles daar tussenin. Iedereen komt tot zijn recht, alles op maat. Ook de bollebozen zitten aan de instructietafel. Je vergeet het soms, maar ook zij hebben instructie nodig. Makkelijk? Moeilijk? Geen van beiden. Het is even wennen en het vraagt voorbereiding. En ook bij jou banjert er een keer een koekenbakker dwars door je weldoordachte circuit. Wen er maar aan. Maar hou dan vooral in je achterhoofd dat de leeropbrengst van zelfs een slecht circuit op individueel niveau wel eens hoger zou kunnen zijn dan een klassikale les.
Weet je wat volgens mij misschien nóg mooier zou zijn? Als we niet alleen het aandeel klassikale lessen zouden terugdringen, maar als we ook eens met z’n allen, professionals onder elkaar, creatief kijken naar dat rigide, op eb en vloed gebaseerde jaarklassensysteem. Afijn, daar komen we misschien nog wel eens over te praten.
Goed stuk!
Ik zou dit heel graag willen uitproberen!
Dit spreekt me ontzettend aan, in circuitvorm les geven! Ik ga het zeker uitproberen tijdens mijn stages! Ben nu nog in opleiding tot leraar Nederlands, maar ben continue aan het lezen en zoeken naar hoe het ‘anders’ te doen, dit klinkt echt goed.