Heb jij de minor Bewegingsonderwijs? Waar ben je…!?

Word jij ingezet als vakspecialist met je minor bewegingsonderwijs?

Door Jacqueline: Elk jaar halen zo’n 1000 Pabo studenten de minor Bewegingsonderwijs. Dat betekent dat er inmiddels ruim 15.000 vakspecialisten rondlopen. Mooi, maar ze doen zelden waarvoor ze zijn opgeleid. Doodzonde. Daarom bij deze een pleidooi om de vakspecialist zichtbaar te maken in de school, autonomie te geven en de functie te upgraden naar een L11 schaal.

De Pabo leergang bewegingsonderwijs

Het duurde even, maar op een goed moment drong het door dat het misschien toch niet zo’n goed idee was geweest om ergens rond de eeuwwisseling massaal gymjuffen en -meesters weg te bezuinigen. De kwaliteit holde achteruit en de Pabo leergang bewegingsonderwijs moest daar wat aan doen. De Pabo’er die deze minor wist af te ronden, mocht behalve aan kleuters ook bewegingsonderwijs geven aan alle andere groepen.

Zo’n ‘Leergang Bewegingsonderwijs’ klinkt niet alleen zwaar, dat was het ook. Het was buffelen voor de stagiaires die ik mocht begeleiden. Dat is gelukkig aangepast. De studiebelasting is teruggebracht. En heb je de Pabo al achter de rug en volg je alsnog de minor, dan mag je vanaf dag 1 gym geven. Een soort ‘zij-instroom’ traject dus.

Het doel van dit alles was nobel: het verhogen van de kwaliteit van bewegingsonderwijs op scholen zonder vakleerkracht. Het pakte anders uit. Daarover straks meer…

Concurrentie?

Ik moet toegeven dat ik het raar vond. Ik begeleidde studenten die zich na deze minor ook vakleerkracht mochten noemen. Die ‘milde irritatie’ werd niet weggenomen toen er een ander etiket op werd geplakt: geen vakleerkracht maar vakspecialist. What’s in a name, dacht ik nog. Maar eerlijk is eerlijk: ik raakte al bij de allereerste stagiaire onder indruk van het curriculum. Omdat de focus volledig is gericht op 6 tot 12 jarigen, ging de stof dieper dan ik mij kon herinneren van mijn 4 jaar op de ALO.

Bovendien: het gaat verder dan alleen bewegingsonderwijs. De vakspecialist houdt zich (wat mij betreft) ook bezig met het buitenspelen, denkt mee over de inrichting van het schoolplein, zorgt voor het aanschaffen van hufterproof speelmateriaal, coördineert de schoolsporttoernooien en onderhoudt het contact met de gemeente of de buurtsportcoach.

Een te gekke job naast je baan als groepsleerkracht. Wat mij betreft gelijk inschalen in L11.

De harde realiteit

Noem me naïef, maar ik dacht dus dat al die vakspecialisten zouden gaan doen waarvoor ze waren opgeleid. Dat ze tenminste één dag in de week in de zaal zouden staan om gymles te geven. En dat ze het vak echt in de vingers zouden krijgen, ervaring opdoen en zo de kwaliteit van het bewegingsonderwijs zouden verhogen. Koude kermis. Mooi niet dus. Het grootste deel geeft nog steeds alleen gym aan hun eigen groep. Waarom? Twee redenen.

Ten eerste de studenten zelf. Zelfs de meest enthousiaste, de meest sportieve stagiaires die ik over de vloer had, worstelden zich door de minor om hun positie op de arbeidsmarkt te versterken. Of omdat het moest van de schoolleider. Niet om een dag per week in de zaal te staan…

Maar ook een groot deel van de vakspecialisten die wél gym zou willen geven aan andere klassen, staat alleen met de eigen groep in de gymzaal. En dat ligt volgens een evaluatie door het Mulier Instituut, aan de bestuurders en schoolleiders. Die vinden het wel goed zo. Want anders moet je het rooster omgooien – allemaal gedoe – dus gaan ze liever verder op de oude voet.

Kwaliteit ondergeschikt aan organisatorische besognes

Die leergang is zo gek nog niet, maar schiet volledig zijn doel voorbij. Dat doel was de kwaliteit van het bewegingsonderwijs te verhogen. Dat wordt niet gehaald. Bewegingsonderwijs is een ervaringsvak. En het is heel simpel: als je 1 of 2 uur per week in de zaal staat, met alleen je eigen groep, doe je die ervaring niet op. Je moet vlieguren maken om dit vak in de vingers te krijgen. Bestuurders en schoolleiders die te beroerd zijn om het rooster aan te passen, zodat die vlieguren gemaakt kunnen worden, maken de kwaliteit van het bewegingsonderwijs ondergeschikt aan organisatorische besognes.

Ik stipte het net al even aan: niet elke minor-volger wil vaker in de zaal staan dan alleen met de eigen groep. Maar de expertise en het enthousiasme van de bevlogen vakspecialisten die dat wel willen, worden nu beknot. Dat is jammer, doodzonde van de energie die er in de leergang is gestopt en slecht voor de kwaliteit van het bewegingsonderwijs. Daar moeten we wat aan doen.

Vakspecialist? Sta op!

Ben jij die vakspecialist die alleen zijn of haar eigen groep gym geeft? Wil je dolgraag vaker de zaal in? Of sta je al een paar jaar voor de klas en ben je toe aan een nieuwe uitdaging? Sta op. Ga in gesprek met je schoolleider. Laat je zien! Duw ze deze tekst onder ogen :).

Ben jij die schoolleider? Ga op zoek naar de vakspecialist in je team en daag hem of haar uit een hele dag bewegingsonderwijs te geven. Aan alle klassen. Dat mes is vlijmscherp en snijdt aan meerdere kanten.

Ten eerste maak je een teamlid gelukkig door hem of haar ruimte te bieden iets te doen waar hij/zij zin in heeft en enthousiast over is. Het biedt perspectief en bindt die collega aan je organisatie.

Ten tweede maak je een groot deel van de rest van je team gelukkig met het feit dat ze de zaal niet meer in hoeven. Count your blessings…

Ten derde hoef je daarna bij de zoektocht naar nieuwe collega’s, nooit meer de drempel op te werpen dat ze de minor moeten hebben of willen volgen. Denk je dat dat helpt? Dacht ik ook…

Hoe dan?

Organisatorisch ingewikkeld? Zet je werkdrukgelden in om deze specialist 1 dag te ‘vervangen’ in de klas. Begin eens met een blanco pagina en laat de geijkte structuur los. Maak bijvoorbeeld gebruik van je andere experts door die de reken- of juist spellinginstructie te laten geven in die klas die ene dag. Rooster juist de techniek- of muziekles in op deze dag. Geef de betreffende klas meer autonomie die dag door langer bezig te zijn met zelfstandig leren. Schakel juist de groep in bij tutoractiviteiten die dag. Hoe creatief vul je de 2 uur in die de overige collega’s niet meer de zaal in hoeven? En zo zijn nog veel meer ideeën te verzinnen.

Ouders blij

Dat er een ‘echte’ gymjuf of -meester op school rondloopt, spreekt ouders aan. Ze zien het als meerwaarde. Het versterkt zodoende je concurrentiepositie in het dorp of de wijk. Bovendien geeft het je de mogelijkheid om bijvoorbeeld het predicaat Gezonde School aan te vragen of voor extra middelen bij het Sportakkoord aan te kloppen. Ook dat draagt bij aan de profilering van je school.

Is het even puzzelen hoe je dit plaatje roostertechnisch en organisatorisch gaat inkleuren? Ongetwijfeld. Maar de winst van die klus is groot. Bovendien, en dat wordt nog wel eens vergeten, er is wettelijk maar één vak dat je twee uur per week moet geven. Dat is bewegingsonderwijs. Zullen we ophouden om de kwaliteit van dat vak ondergeschikt te maken aan organisatorisch gedoe?

minor bewegingsonderwijs
PIN voor later

1 reactie

  1. Irene op 10 december 2020 om 23:51

    Zo ontzettend waar allemaal, maar het is helaas niet voor ieder zo makkelijk flexibel te zijn en ‘oude’ patronen los te laten🥴

Laat een reactie achter